Auteur: Wilma Mulder
Datum: 24 september 2022
Deel artikel
Deel 3 van drieluik over burgerschapsonderwijs

Burgerschapsonderwijs en de overdracht van waarden

Dit is het laatste deel van het drieluik over burgerschapsonderwijs. In de toekomst blijven we uiteraard aandacht besteden aan dit onderwerp, maar met dit drieluik hebben we een overzicht willen bieden in de actuele wetgeving, het formuleren van een schoolvisie en de manieren om burgerschapsonderwijs vorm te geven in de praktijk.

In dit derde deel ligt de focus op waarden. De wet Burgerschapsonderwijs, die op 1 augustus 2021 in werking is getreden, is beknopt en laat veel vrijheid voor een eigen invulling door scholen. Toch wordt in die summiere tekst veel gezegd over de waarden waaraan het onderwijs en de schoolcultuur moeten voldoen. Zie voor de volledige wettekst de kader aan het einde van dit artikel.

In deze korte tekst staan grote begrippen en wordt geëist dat scholen hun leerlingen diverse waarden bijbrengen, inclusief respect voor deze waarden. Binnen een schoolorganisatie vraagt dit om het overdenken en bespreken of, hoe en waarin deze waarden zijn verankerd. En of deze waarden ook daadwerkelijk gedragen en nageleefd worden binnen de school.

Mini-democratische rechtstaat

In de wettekst zelf wordt niet verder uitgelegd wat de basiswaarden van de democratische rechtsstaat zijn. Dit staat wel in de toelichting van de onderwijsinspectie:

“De kern van de basiswaarden van de democratische rechtsstaat omvat vrijheid van meningsuiting, het gelijkheidsbeginsel, begrip, verdraagzaamheid, het afwijzen van onverdraagzaamheid en discriminatie, en autonomie & verantwoordelijkheidsbesef.”
(bron: www.onderwijsinspectie.nl/onderwerpen/burgerschap/wettelijke-opdracht)

Indien burgerschapsonderwijs betekent dat de school haar leerlingen dient voor te bereiden op actieve participatie in een democratie (actief burgerschap) en daarbij de genoemde waarden zelf naleeft dringt de vraag zich op binnen welke schoolorganisaties hieraan voldoende invulling wordt gegeven en in hoeverre dit gedaan kan worden met alle budgettaire en personele beperkingen waar scholen zich mee geconfronteerd zien.

Maar de belangrijkste vraag is wellicht of het binnen een reguliere school überhaupt mogelijk is om aan actief burgerschap te doen. Want dit vraagt om de speelruimte om je te kunnen bewegen in een ‘mini-democratische rechtsstaat’, oftewel: de school als oefenplaats, zoals onder andere door de Amerikaanse filosoof John Dewey is bepleit.

Pluriforme samenleving

Dewey wordt aangehaald door burgerschapsdeskundige Eidhof en bestuurskundige Kruiter in hun verkenning van de consensusdoelen in het Nederlandse Burgerschapsonderwijs voor het Bureau Publieke Waarden. Het stuk dateert uit 2016 maar heeft aan actualiteit nog niets ingeboet, getuige bijvoorbeeld het volgende citaat:

“Democratie moet je ervaren. Dewey vergelijkt het met kinderen die leren dat vuur heet is. Je kunt een kind vertellen dat vuur heet is (cognitieve overdracht), maar als een kind zijn vingers brandt (ervaringsleren), zal het altijd onthouden dat vuur heet is. … Dat democratisch ervaren een noodzakelijke voorwaarde is voor democratie heeft diepe wortels in de politieke filosofie. Aristoteles stelde al dat goed burgerschap ‘goed kunnen regeren, en goed geregeerd kunnen worden’ betekende. Democratie leer je in de praktijk.”

(Lees de volledige verkenning hier: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-798778.pdf)

Wil je jongeren in staat stellen om deel uit te maken van en bij te dragen aan de pluriforme, democratische Nederlandse samenleving (art. b van de wettekst), met kennis van en handelend naar democratische basiswaarden (art. a van de wettekst) dan is het niet meer dan logisch dat een school zelf een democratische, pluriforme samenleving is, die genoemde basiswaarden in praktijk brengt. Dit botst al direct met de strikte indeling in leeftijd en cognitief niveau die op het voortgezet onderwijs wordt gehanteerd. Overigens is die botsing er ook al op basisscholen, als de keuze wordt gemaakt voor een school met een specifieke denominatie. In feite lijken scholen door al die scheidingen en door de hiërarchische verhoudingen juist erg weinig op de pluriforme, democratische samenleving waar jongeren actief in moeten participeren.

Geen geringe opgave

Andere delen uit de wettekst zijn op vergelijkbare wijze problematisch. Burgerschapsonderwijs en sociale cohesie dienen doelgericht en samenhangend onderwezen en geoefend te worden. Het reguliere (voortgezet) onderwijs is niet ingericht op ‘samenhangend’ onderwijs, maar is verzuild in verschillende vakken. Voor vakoverstijgende uitwisseling is weinig tijd en ruimte. Of misschien past het gewoonweg niet in de schoolcultuur die we gewend zijn. Burgerschapsonderwijs wordt niet gezien als een op zichzelf staand vak (met een discutabele uitzondering voor het mbo), maar dient binnen het gehele schoolcurriculum zichtbaar te zijn. Samenhangend en doelgericht.
Hoe scholen dit voor elkaar moeten krijgen als docenten hun aanbod en resultaten niet schoolbreed op elkaar afstemmen, is de grote vraag. Een andere vraag is in hoeverre er binnen de verschillende vakken ruimte is voor gesprekken over actuele, eventueel controversiële maatschappelijke kwesties, waarin leerlingen oefenen met het vormen en uiten van een kritisch doordachte eigen mening. En in hoeverre zijn docenten toegerust om dergelijke gesprekken te begeleiden? En, nog praktischer, hoe voorkom je dat een actuele kwestie door sommige docenten wel en door andere niet wordt besproken, waardoor groepen leerlingen wel of juist niet meedoen aan de gesprekken? Scholen dienen hiervoor een visie te ontwikkelen - bij voorkeur samen met leerlingen - om tot een praktische implementatiewijze te komen, en bovendien een manier te vinden om voortgang en kwaliteit te bewaken. Geen geringe opgave.

Doel onderwijs

Om beter te doorgronden wat de overheid met de nieuwe wet Burgerschapsonderwijs wil bewerkstelligen, is het goed om naar de uitgangspunten en doelstellingen van onderwijs te kijken. Deze zijn nu als volgt geformuleerd: 

“Het onderwijs wordt zodanig ingericht dat de leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doorlopen. Het wordt afgestemd op de voortgang in de ontwikkeling van de leerlingen. Het onderwijs richt zich in elk geval op de emotionele en de verstandelijke ontwikkeling, en op het ontwikkelen van creativiteit, op het verwerven van noodzakelijke kennis en van sociale, culturele en lichamelijke vaardigheden.”

(Bron: wetten.overheid.nl/ Wet op het primair onderwijs, artikel 8)

Voor het voortgezet onderwijs is de tweede zin vervallen en vervangen door bepalingen per soort opleiding. Zoals deze voor de havo: 

“Hoger algemeen voortgezet onderwijs is het onderwijs dat is ingericht ter voorbereiding op aansluitend hoger beroepsonderwijs en dat mede algemene vorming omvat.”

(Bron: wetten.overheid.nl/ Wet op het voortgezet onderwijs, artikel 8)

Het primaire doel van onderwijs is volgens deze wetteksten het voorbereiden op vervolgonderwijs en klaarstomen voor de beroepspraktijk. Het is niet onlogisch dat de homo economicus een belangrijk eindproduct van onderwijs moet zijn: de maatschappij heeft werkenden nodig en voor mensen zelf is (betaald) werk ook een belangrijk doel. 

Democracies can die

Maar burgerschapsonderwijs suggereert meer dan in deze wetteksten staat. Juist door zo sterk te appelleren aan waarden en de nadruk te leggen op actieve participatie in de democratische rechtsstaat, roept de overheid op jongeren via burgerschapsonderwijs op te leiden tot krachtige, zelfbewuste, autonome en actieve burgers, die zich met kennis en vaardigheden inzetten om de wereld gezamenlijk en democratisch op een waardevolle manier vorm te geven. Het is een oproep die in de huidige tijd snel aan gewicht wint. Het is geen doemdenken als je je tegenwoordig zorgen maakt om het voortbestaan van vrijheid, gelijkwaardigheid en solidariteit. Niet alleen binnen de Nederlandse democratische rechtsstaat, maar wereldwijd brokkelen zwaarbevochten vrijheden en humanitaire rechten af. Om met de Nieuw-Zeelandse premier Jacinda Ardern te spreken: “Democracies can die.” In een toespraak op Harvard waarschuwt Ardern voor massamanipulatie via echokamers en algoritmes: 

“Wanneer feiten en fictie een kwestie van mening zijn geworden en het vertrouwen dat ten grondslag ligt aan democratieën wordt uitgehold, is blind vertrouwen in de veerkracht van democratisch bestuur kortzichtig.” 

Ardern waarschuwt voor desinformatie op sociale mediaplatforms en de algoritmen die internetechokamers creëren. Radicalisering gebeurt veelal online, aldus Ardern.

 

Bitter smaakje

Het lijdt geen twijfel dat manipulatie via sociale media van grote invloed is geweest op de verkiezing van voormalig president Trump. Een soortgelijke situatie zien we nu in de Filipijnen, waar de zoon van voormalig dictator en massamoordenaar Marcos democratisch is verkozen tot nieuwe president.

Journalist Marije Vlaskamp in De Volkskrant: 

“Onder Marcos senior verdwenen vele duizenden politieke tegenstanders en volgens de Wereldbank heeft de Marcos-familie vijf tot tien miljard dollar uit de schatkist gestolen. Die nare kantjes van vader wast zijn zoon wit, met behulp van zijn eigen YouTube-kanaal. Dat schotelt miljoenen kijkers in rozige nostalgie verpakte desinformatie voor als belofte voor hun eigen toekomst. Op sociale media versterken populaire meme-makers, levenswijsheidgoeroes en parodie-accounts tegen betaling de boodschappen van Marcos. Het overwegend jonge electoraat, dat nauwelijks herinneringen heeft aan de dictatuur, gaat voor die online relletjes en Marcos’ vage oproep tot ‘eenheid’.”


John Oliver, de talkshowhost Last Week Tonight, wijdde een uitzending aan de wandaden van Marcos en Duterte, die - in ieder geval bij de jeugd - via sociale media uit het collectieve geheugen zijn gewist. ‘Democratie’ krijgt zo een nogal bitter smaakje.

Facilitator en rolmodel

Filosoof en theatermaker Roel Meijvis verdedigt in een opiniestuk in Het Parool het belang van burgerschapsonderwijs, juist in het licht van oorlogen en bedreigde democratieën. Meijvis stelt:

“Een sterk leger is nodig om een oorlog te beëindigen, maar de echte overwinning - de overwinning op het oorlogvoeren zelf - vindt plaats in vredestijd. De ‘wapens’ in deze ‘strijd’ zijn het ontwikkelen van historisch bewustzijn, het cultiveren van een kritische houding en maatschappelijke betrokkenheid, alsmede het verwerven van inzicht in de eigen vrijheid en hoe deze zich verhoudt tot die van de ander. Als burgers van een vrije samenleving zijn wij namelijk samen verantwoordelijk voor het in stand houden van de democratie. Maar het is naïef om te denken dat wij zomaar zouden weten hoe dat moet. Zoiets vergt een scholingsproces tot vrije burger waarin democratische vaardigheden worden bijgebracht - een opleiding die gegeven de veranderlijke aard van de wereld waarin we leven, nooit ten einde komt.”

Kortom, burgerschap als reddingsboei voor ‘de vrije wereld’? Misschien wel. Misschien is een samenleving waarin mensen uitgedaagd worden om hun meningen en standpunten regelmatig kritisch te onderzoeken en waar nodig bij te stellen, waarin samenleven met mensen die ‘anders’ zijn (of waarin ‘anders’ op een gegeven moment zelfs verdwijnt in échte pluriformiteit), waarin de rechten van mens, dier en natuur daadwerkelijk gerespecteerd worden, misschien is dat wel een samenleving waar het onderwijs een fundamentele bijdrage aan moet leveren. Ondanks dat er ook nog gerekend en ‘getaald’, en zoveel meer gedaan moet worden. 

Het is echter niet fair om dit alléén op het bordje van het onderwijs te leggen. Onze overheid, die burgerschapsonderwijs tenslotte verplicht heeft gesteld, zal haar verantwoordelijkheid als facilitator én rolmodel moeten nemen. Het is immers niet uit te leggen dat je van onderwijsinstellingen respect voor pluriformiteit en gelijkwaardigheid afdwingt maar zelf via allerlei publieke instanties discrimineert, uitsluit en beschadigt. 

 

Nieuw sociaal contract

Scheidend SCP-directeur Kim Putters pleit in zijn essay ‘De menselijke staat, burgerperspectief als voorwaarde voor een toekomstbestendig sociaal contract’ voor passender, effectiever en betrouwbaarder overheidsbeleid. Wat Putters daarmee beoogt, is een meer inclusieve en duurzame samenleving; ook voor wel het welslagen van burgerschapsonderwijs zijn dit noodzakelijke voorwaarden. Putters schrijft:

“Door passend en effectief beleid, en een betrouwbare overheid, zullen mensen zich meer gerepresenteerd voelen bij (politieke) keuzes en meer vertrouwen krijgen in de overheid. Met een overheid die draagvlak heeft in de bevolking en vertrouwd wordt omdat die overheid rechtvaardig is en levert, kunnen we werken aan de maatschappelijke uitdagingen waar Nederland de komende jaren voor staat.” 

Catch 22 is de beruchte paradox waaruit ontsnapping niet mogelijk is vanwege tegenstrijdige regels. Burgerschapsonderwijs zit gevangen in een Catch 22-situatie, zolang scholen niet zijn ingericht op daadwerkelijk actief functioneren als échte democratische gemeenschap. 

Daarnaast zou het niet meer dan vanzelfsprekend moeten zijn als ál onze politieke vertegenwoordigers de basiswaarden van de democratische rechtsstaat: vrijheid van meningsuiting, het gelijkheidsbeginsel, begrip, verdraagzaamheid, het afwijzen van onverdraagzaamheid en discriminatie, en autonomie en verantwoordelijkheidsbesef, zelf in woord en daad voorleven. 

 

Phronèsis-‘specials’ over burgerschapsonderwijs

De Hogeschool voor Toegepaste Filosofie (HTF), afstudeerrichting onderwijs, leidt op tot tweedegraads docent Filosofie en Burgerschap. Dat houdt in dat je met dit diploma op zak ‘Bachelor of Education (Bed)’ bent en les mag geven in de vakken Filosofie en Burgerschap aan de eerste drie klassen van de havo en het vwo, het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs, het middelbaar beroepsonderwijs, de volwasseneneducatie en het praktijkonderwijs. De HTF is vooralsnog de enige hbo-instelling in Nederland die geaccrediteerd is om een tweedegraads bevoegdheid burgerschapsonderwijs te verstrekken.

In Phronèsis, het vakblad voor toegepaste filosofie van de HTF, besteden we in drie edities bijzondere aandacht aan burgerschapsonderwijs. Dit drieluik is bestemd voor onderwijsprofessionals in het funderend onderwijs en biedt een overzicht in de wettelijke verplichtingen en de (on)mogelijkheden bij de praktische uitvoering. Ook wordt het filosofisch fundament verkend: de gedachten, normen en waarden die de vormgeving van burgerschapsonderwijs bepalen.

In het eerste luik (Phronèsis nr. 13) stond de wetgeving rond burgerschapsonderwijs centraal. Met name wordt ingegaan op het wetsartikel ‘Actief burgerschap en sociale cohesie’, waarin de verplichting om burgerschapsonderwijs op school aan te bieden, geformuleerd wordt. Dit eerste deel is online terug te lezen op onze website www.phronesismagazine.nl). In Phronèsis nr. 14 stond de praktische aanpak van het burgerschapsonderwijs centraal en in dit nummer de filosofisch insteek van burgerschapsonderwijs en de centrale rol van waarden daarbij. Schoolleiders en docenten krijgen d.m.v. dit drieluik informatie aangereikt waarmee zij zelf burgerschap binnen hun eigen school een stevige(re) positie kunnen geven.

 

Wettekst Actief burgerschap en sociale cohesie

Het onderwijs bevordert actief burgerschap en sociale cohesie op doelgerichte en samenhangende wijze, waarbij het onderwijs zich in ieder geval herkenbaar richt op:

  1. het bijbrengen van respect voor en kennis van de basiswaarden van de democratische rechtsstaat, zoals verankerd in de Grondwet, en de universeel geldende fundamentele rechten en vrijheden van de mens, en het handelen naar deze basiswaarden op school;
  2. het ontwikkelen van de sociale en maatschappelijke competenties die de leerling in staat stellen deel uit te maken van en bij te dragen aan de pluriforme, democratische Nederlandse samenleving; en
  3. het bijbrengen van kennis over en respect voor verschillen in godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, afkomst, geslacht, handicap of seksuele gerichtheid alsmede de waarde dat gelijke gevallen gelijk behandeld worden.

Het bevoegd gezag draagt zorg voor een schoolcultuur die in overeenstemming is met de waarden, bedoeld in het derde lid, onderdeel a, creëert een omgeving waarin leerlingen worden gestimuleerd actief te oefenen met de omgang met en het handelen naar deze waarden en draagt voorts zorg voor een omgeving waarin leerlingen en personeel zich veilig en geaccepteerd weten, ongeacht de in het derde lid, onder c, genoemde verschillen.

Geef een reactie

Abonneer
Laat het weten als er

0 Reacties
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties
Neem contact op met de redactie van Phronèsis Magazine
Heb je een goed idee, wil je met ons van gedachte wisselen of heb je een vraag? We horen graag van je.
Contact opnemen
paperclipcamera-videobookmagnifiercrossmenu
linkedin facebook pinterest youtube rss twitter instagram facebook-blank rss-blank linkedin-blank pinterest youtube twitter instagram