Mensen hebben de hardnekkige gewoonte om hun bedoelingen in taal te verduidelijken met beelden en metaforen. Bij beeldspraak bedoel je iets anders dan wat je zegt. Tegen iemand die zich ongemanierd gedraagt, zeg je bijvoorbeeld: Wat ben jij een boer! Je bedoelt dat de aangesprokene zich in jouw ogen lomp, onbeschaafd, ongemanierd etc. gedraagt. Je gebruikt het woord ‘boer’ op een overdrachtelijke manier: bepaalde aspecten van het woord ‘boer’ (lomp, onbeschaafd, ongemanierd) worden overgedragen op de aangesproken persoon. Beeldspraak kan dus alleen slagen als de aangesproken persoon deze aspecten van het gebruikte beeld kent. Anders vindt er geen ‘overdracht’ plaats. Dat boeren lomp, onbeschaafd en ongemanierd zijn, is natuurlijk een vooroordeel, maar daar gaat het nu even niet om.
Oorlogsmetafoor
In de berichtgeving uit het begin van de coronacrisis valt het gebruik op van metaforen die ontleend zijn aan een oorlogssituatie. We zijn ‘in strijd’ met het virus, ‘in oorlog’ zelfs. Het virus is een ‘onzichtbare vijand’, die ‘verslagen’ moet worden. In die strijd ‘verliezen of winnen we terrein’, ‘verdedigen’ we ons tegen ‘aanvallen’ en ‘uitbraken’. De nationale tv zendt dagelijks ‘frontberichten’ uit: nieuws over onze ‘helden’ in de ‘frontlinie’.
Metaforen worden vaak gebruikt om een onderwerp te framen. Het onderwerp wordt dan als het ware in een ‘raamwerk’ geplaatst: het wordt geassocieerd met het beeld dat door de metafoor wordt opgeroepen. In het geval van de coronacrisis is dat raamwerk ‘oorlog’ en daarvan afgeleide termen als ‘strijd’ en ‘vijand’. Vaak hebben mensen er belang bij om een onderwerp op een bepaalde manier te framen. Door de coronacrisis als een oorlogssituatie voor te stellen, schept een overheid of regering ruimte voor vergaande maatregelen, die anders alleen ten tijde van een oorlog geaccepteerd zouden worden. De inzet van het leger ligt in vredestijd altijd gevoelig; door de oorlogsmetafoor, waarmee de getroffen maatregelen tegen het coronavirus als een soort oorlog worden voorgesteld, is de inzet van militairen acceptabel. In verschillende Europese landen en in de VS worden tijdens de coronacrisis daadwerkelijk militairen ingezet.
Metaforen worden vaak gebruikt om een onderwerp te framen.
Misvatting
In hun baanbrekende boek Metaphors We Live By wijzen Georg Lakoff en Mark Johnson erop dat metaforen de neiging hebben om bepaalde aspecten van het onderwerp te benadrukken (‘highlighting’) en andere te verbergen (‘hiding’). In de oorlogsmetafoor met betrekking tot de coronacrisis wordt het strijd- en vijandaspect benadrukt; verborgen blijft het aspect dat een virus natuurlijk helemaal geen vijand kan zijn. In een echte oorlog is er sprake van opzet en bedoelingen; daar is hier - althans van de kant van het virus - in het geheel geen sprake van. Bovendien zijn virussen niet altijd een ‘vijand’ en worden ze bijvoorbeeld ook ingezet als alternatief voor antibiotica; slechts enkele virussen zijn zo schadelijk voor de mens als het coronavirus.
Lakoff en Johnson laten zien dat metaforen niet slechts ‘taalversiering’ zijn, waar dichters en literatoren zich van bedienen, maar dat beeldspraak op alle niveaus in onze taal ‘ingebakken’ zit. Veel metaforen gebruiken we onbewust (‘loonsverhoging’, ‘een lange tijd’, ‘zwaarwegende argumenten’), maar zijn niettemin constitutief voor onze concepten. Het idee dat we ons buiten alle beeldspraak en metaforen om, op een neutrale en zakelijke manier zouden kunnen uitdrukken, berust op een misvatting. Sterker: onze diepste inzichten en rijkste ideeën kunnen we uitsluitend met behulp van metaforen onder woorden brengen. Ik kom hier aan het slot op terug.
Framing
Volgens Lakoff en Johnson structureren metaforen niet alleen ons denken, maar ook ons handelen. Als we met betrekking tot een discussie spreken in termen van ‘gevecht’ en ‘strijd’, kleurt dat niet alleen ons concept ‘discussie’, maar gaan we ons ook dienovereenkomstig gedragen. De metafoor ‘strijd’ brengt andere vormen van beeldspraak met zich mee, zoals: ‘een standpunt verdedigen en aanvallen’, ‘de discussie winnen of verliezen’, ‘er keihard ingaan’, ‘die opmerking sloeg in als een bom’.
Maar we praten niet alleen over een discussie in termen van strijd, ook ons gedrag is in overeenstemming met deze strijd-metafoor. We kunnen een discussie daadwerkelijk winnen of verliezen, we zien de persoon met wie we discussiëren echt als tegenstander, we vallen zijn standpunt aan en verdedigen het onze, we winnen of verliezen terrein. Kortom: we gedragen ons in een discussie overeenkomstig de metafoor die we gebruiken. Precies dat is het belang van framing. Als een regering erin slaagt de coronacrisis als een oorlog te framen, gaan mensen zich gedragen alsof het land in oorlog is. Tijdens een oorlog verstomt de kritiek op de regering en stelt het volk zich eensgezind op achter de leider, ‘schouder aan schouder’ tegen de gezamenlijke vijand. Dat komt die regering goed van pas en maakt regeren een stuk makkelijker. Framing maakt gebruik van het feit dat we leven in overeenstemming met de metaforen die we gebruiken. En die we ingeprent krijgen door de pr-jongens en -meisjes.
We zijn nu eenmaal wezens met een stoffelijk lichaam, die rechtop lopen en in een sociale context verkeren.
Oriëntatiemetaforen
Veel van de metaforen die we onbewust gebruiken, blijken bij nader inzien een bepaald patroon te vertonen en bij overkoepelende metaforen onder te brengen. Zo’n overkoepelende metafoor is bijvoorbeeld de ‘verticaliteitsmetafoor’: BOVEN - BENEDEN. Metaforen die onder de noemer BENEDEN vallen, hebben allemaal een ongunstige betekenis: een lage streek, beneden peil, ondermaats; metaforen die onder de metafoor BOVEN vallen, hebben een positieve betekenis: ik voel me top, hoogstaand, Oranje boven. In het taalgebruik rond de coronacrisis sluiten de termen ‘lockdown’ en ‘open up’ naadloos bij deze verticaliteitsmetafoor aan. We hopen dat we het virus er snel onder hebben, dat de economie er weer helemaal bovenop komt en we de samenleving weer kunnen opstarten.
Volgens Lakoff en Johnson zijn dit soort ‘oriëntatiemetaforen’ verankerd in onze meest basale fysieke en culturele ervaring: we zijn nu eenmaal wezens met een stoffelijk lichaam, die rechtop lopen en in een sociale context verkeren. Andere oriëntatiemetaforen zijn: BINNEN - BUITEN, VOOR - ACHTER en OP - AF. Dankzij hun basis in de menselijke ervaring kunnen metaforen dienst doen als middel waarmee we concepten begrijpen. Bijna al onze basale concepten zijn gevormd op basis van een of meer oriëntatiemetaforen.
Het onzegbare
De Duits-Amerikaanse filosofe Hannah Arendt noemt in haar boek Denken de metafoor ‘de grootste gift van de taal aan het denken’. Volgens Arendt is de taal het enige medium waarin het onzichtbare zich in de wereld van de verschijnselen manifesteert. Maar daarbij bedient de taal zich wel van metaforen. Denken, “de meest fundamentele en de meest radicale activiteit”, wordt begrepen door de metafoor ‘zien’. “Je snapt het pas als je het ziet,” zei Johan Cruijff. We verwerven inzicht, we geven een beschouwing, de Verlichting is het tijdperk van de Rede, filosofie is het schouwen der Ideeën. Van alle zintuigen is ‘zien’ de uitverkoren metafoor om het denken mee aan te duiden. En niet bijvoorbeeld de ‘smaakzin’ of het ‘gehoor’. Dat laatste zintuig heeft juist metaforen opgeleverd die allemaal een element van ‘onvrijheid’ in zich hebben: gehoorzamen, toebehoren, onderhorig, verhoren etc.
Metaforen brengen niet alleen het onzichtbare onder woorden, maar brengen ons ook in contact met het Onzegbare. Metaforen zijn in de opvatting van Arendt ‘bemiddelaren van het sublieme’ en bieden ons een waarheid ‘voorbij de woorden’. Het schouwen der Ideeën is geen logische conclusie maar overvalt ons plotseling “wanneer als een bliksemschicht het inzicht omtrent alle dingen inslaat en de geest overstroomd wordt met licht.”
Graadmeter
Het soort metaforen dat we in een bepaalde fase met elkaar gebruiken, vormt een graadmeter van de toestand waarin we ons bevinden. Waren het in de beginfase van de lockdown oorlogsmetaforen die de boventoon voerden en metaforen aan de onderkant van de verticaliteitsladder, het kan niet anders of we gaan tijdens de open up steeds meer ‘boven’-metaforen gebruiken. Veelzeggend in dit verband is de kop op de voorpagina van de Volkskrant van 27 april 2021: “DE WEG OMHOOG”. Hopelijk is het een kwestie van tijd dat we weer boven jan zijn.