Een dierfilosoof of dierethicus leeft in twee werelden. De ene wereld is de maatschappij, waarin we dieren zien als productiemiddelen waarmee je kan doen wat je wil. De andere wereld is de dierethiek, waarin het gaat over respect voor dieren, rekening houden met dieren, samenleven met dieren, luisteren naar dieren en toestemming vragen aan dieren. De dierethiek gonst van de nieuwe inzichten, die echter nog maar mondjesmaat doordringen tot de samenleving. Als deskundige breng je die twee werelden bij elkaar.
Industrialisering van ons voedsel
Na de tweede wereldoorlog, met daarin ook de hongerwinter waarin mensen letterlijk omvielen van de honger, waren er veel zorgen over de voedselvoorziening. De oplossing werd gezocht in efficiëntie. Door dit toe te passen op levende wezens met gevoel, creëerden we de ramp die we nu de vee-industrie noemen. Vanaf de jaren ’60 werden dieren steeds meer bij elkaar gepropt in dichte stallen. Hun welzijn deed er niet meer toe. Productie, daar ging het om. Als de dieren goed ‘produceerden’ waren ze vast gezond, en dat was genoeg.
Kleine verbeteringen
Wie huisdieren heeft weet ongetwijfeld dat dieren plezier kunnen maken, pijn kunnen ervaren, naar iets uit kunnen kijken en bang kunnen zijn. Dankzij wetenschappers als Frans de Waal zijn al die emoties ook aangetoond en weten we steeds meer over het gevoelsleven en de vermogens van dieren. Zij hebben bijvoorbeeld aangetoond dat bepaalde dieren kunnen communiceren, rouwen, spelen, helpen, om hulp vragen, en ga zo maar door.
Ook wordt steeds bekender wat er achter de muren de grote industriële dierenschuren gebeurt. Hierdoor is bij steeds meer mensen het gevoel ontstaan dat het diervriendelijker moet. Inmiddels zijn er keurmerken en wetten die kleine verbeteringen hebben gebracht, maar nog altijd hebben de meeste dieren in de veehouderij geen goed welzijn. Denk maar aan de overvolle kippenstallen, het scheiden van koe en kalf, of de zeug die tussen stangen wordt gehouden en zo haar biggen niet kan verzorgen.
Filosofen: dieren doen ertoe
Filosofen buigen zich al eeuwen over dierenvraagstukken, maar de laatste vijftig jaar is het vakgebied enorm uitgebreid. 1973 was een kantelpunt, toen Peter Singer het baanbrekende boek Animal Liberation (‘Dierenbevrijding’) publiceerde. Zijn benadering is consequentialistisch: kijk naar de gevolgen van je handelen, minimaliseer het leed en maximaliseer het geluk. Dieren ervaren ook leed en geluk en tellen daarom gelijkwaardig mee. Onderscheid tussen soorten (speciësisme) is achterhaald, net als onderscheid tussen rassen (racisme).
Een andere belangrijke dierfilosoof is wijlen Tom Regan, die niet zozeer naar consequenties kijkt, maar naar regels over rechten en plichten die met iedereen rekening houden, ook met dieren. Hij stelt dat mensen én dieren recht hebben op bescherming, en dat het niet past om daar afwegingen in te maken. We gaan een gezonde persoon immers niet doden en ontleden omdat er met de organen meerdere mensen gered kunnen worden. Dit gaat in tegen de menselijke waardigheid. Waarom zou dit anders zijn voor dierlijke waardigheid?
Een meer recente filosofie zegt dat dieren een stem moeten krijgen in de keuzes die in de maatschappij gemaakt worden, zeker als die over hen gaan. Hiervan is Eva Meijer een belangrijke vertegenwoordiger. Zij laat in haar boeken zien dat dieren hun wensen kunnen uiten. En inderdaad, hoe moeilijk kan het zijn? Als een koe uit het slachthuis wegrent betekent dat misschien wel dat zij niet geslacht wil worden!
Alternatieven voor dierproeven en dierlijk voedsel
Het gekke is: als je mensen vraagt naar hun standpunt over dierproeven, dan vinden ze meestal dat we daarvan af moeten. Ze willen dat er snel alternatieven gevonden worden of minimaal dat we een heel goede afweging maken: is het doel het lijden van de dieren wel waard? Die afweging is in Europa dan ook verplicht. Zodra er een alternatief is, mogen dierproeven niet meer gedaan worden. Maar als het gaat om vlees, vis, eieren en zuivel, waar talloze alternatieven voor zijn, maken we die afweging niet. Gek, toch?
Eigenwijze keuze
Voor wie bekend is met de filosofische argumenten van de dierethiek is het moeilijk om te begrijpen dat niet iedereen ziet wat we dieren aandoen, en hoe eenvoudig en wenselijk een veganistische samenleving zou zijn. Maar sociaal-culturele gewoontes zitten diep, dat weet elke socioloog of psycholoog. En zelfs voor een vegetariër kan de stap naar veganisme moeilijk zijn. Wie zich echter verdiept in recepten en mogelijkheden ontdekt al snel dat het helemaal niet zo ingewikkeld hoeft te zijn. Daarom is het de taak van de filosoof of ethicus om de noodzaak én de mogelijkheid van een veganistische samenleving te verhelderen en te vertalen. Gebruik die video’s over wat dieren kunnen van YouTube, laat zien die boeken van Frans de Waal, nodig uit die specialist in dierentalen.
Over vijftig jaar kijken we terug en begrijpen we niet wat we die gevoelige wezens hebben aangedaan. Maak jij vanaf vandaag de keuze om aan de goede kant van de geschiedenis te staan? Om niet langer te accepteren dat iemand voor jou dieren opsluit, kwelt en dood maakt? Het recht van dieren om een goed leven te leiden is een blinde vlek van deze samenleving. Als filosoof en ethicus maak je verschil door hier je licht op te laten schijnen.
Monique Janssens
Monique Janssens is zelfstandig ethicus, gepromoveerd op de morele verantwoordelijkheid van bedrijven voor dieren. Zij werkt in opdracht van goede doelen, onderwijsinstellingen, bedrijven en overheden, en is auteur van ‘Dieren en wij, Hun welzijn, onze ethiek’ en ‘Dierenzaken, Blinde vlek van bedrijven’. Website: EthischBedrijf.nl