CINQUE
Autant que toi sans doute il te
sera fidèle
Et constant jusques à la mort
Baudelaire
1
Zoals licht aan een wolkenrand gloort,
Zo herinner ik mij jouw woord
Door mijn woord werd het nachtelijk grauw
Net zo licht als de dag voor jou
En wij liepen, ontrukt aan de grond,
In de hoogte als sterren rond.
Niets van wanhoop, onzekerheid,
Nu niet, later niet, niet in deze tijd.
Maar ik weet dat je echt bestaat,
En mijn roepen naar jou verstaat.
‘k Heb de kracht niet de deur dicht te slaan
Die jij ooit op een kier liet staan.
26 november 1945
2
De geluiden vergaan in de ether,
En de dag veinst de nacht te zijn.
In een eeuwig verstomde wereld
Slechts twee stemmen: van jou en mij.
Van ’t onzichtbare meer aangevlogen,
Haast alsof er een klokje slaat,
Als de glans van twee regenbogen,
Wordt ons middernachtelijk gepraat.
20 december 1945
3
Ik hield er nooit van als men mij
Vol medelij beklaagde,
Maar ’n drupje van jouw medelij
Doet mij de zon meedragen
Daarom is ’t morgenrood rondom,
Verricht ik wonderen alom,
Daarom!
20 december 1945
4
Deze bitterste dag voor ons samen
Prijs ik nimmer, dat weet jij heel goed
Wat ik jou als aandenken laten?
Soms mijn schim?
Maar wat jij daarmee moet?
Of de opdracht misschien bij ’t verbrande
Drama waar zelfs geen as van rest,
Of het plots uit zijn lijst gestapte
Angstaanjagende nieuwjaarsportret?
Of het haast niet te horen geknetter
Van het brandende berkenhout
Of dat niemand mij uit kan leggen
Hoe de een van de ander houdt?
6 januari 1946
5
Geen papaver bracht ons de vergetelheid,
En wij hebben van schuld geen weet.
Welke gesternte heeft ons voor de levenstijd
Bij geboorte bestemd voor dit leed?
En wat heeft deze zwarte januarimaand
Toch voor helledrank voor ons bereid?
Welke onzichtbare gloed voor de dageraad
Heeft ons tot dezer waanzin geleid?
11 januari 1946
Anna Achmatova
Vertaling: Margriet Berg en Marja Wiebes