“Keer om,” zeiden de filosofen. “Je hoort niet bij ons. Je bent van winst en niet van waarheid. Je bent meer marketing dan ethos.” “Ik doe tenminste wat!” riep Bedrijfsethiek terug. “Dat is juist het probleem,” zei de Academische Ethiek en wendde zich af. Bedrijfsethiek hield haar hoofd hoog en bleef staan aan de rand van een tafelkleed. “Ik weet dat ik onmogelijk ben,” zei ze, “maar ook onvermijdelijk. Stap eens in de wereld, dan word je net als ik. Hier met die champagne.”
Gemankeerde neefje
Bedrijfsethiek wordt wel het gemankeerde neefje of het zwarte schaap van de ethiek genoemd. Aan de ene kant is het de meest onderwezen vorm van filosofie in het hoger onderwijs en het bedrijfsleven, en is het de filosofische richting met het beste carrièreperspectief. Daarnaast lijkt het soms hypocriet, een retorisch kunstje waarmee winstwolven hun handelen goedpraten zonder enige kennis van wat werkelijk het Goede is. Kim Meijer, zelf werkzaam als docent, onderzoeker en trainer in de bedrijfsethiek, is in december 2023 gepromoveerd op het proefschrift ‘Impossible and Inevitable: Reconstructing the Critique of Business Ethics’. Voor toegepast filosofen is dit een belangrijk proefschrift, omdat het de modderigheid van bedrijfsethiek in een transparanter kader stelt en omdat het niet alleen over bedrijfsethiek gaat. Het onderzoek van Meijer gaat over de spanningen die horen bij het toepassen van filosofie in een concrete context. Daarmee is het mijns inziens ook relevant voor beoefenaars van bijvoorbeeld de bio-ethiek (die zij bespreekt in haar proefschrift), de publieksfilosofie en de levenskunst. Hieronder heb ik een aantal inzichten uit het proefschrift weergegeven en voorzien van mijn eigen reactie. Wijt incorrecte interpretaties geheel aan mij en lees het volledige proefschrift met literatuurverwijzingen via
https://research.tilburguniversity.edu/en/publications/impossible-and-inevitable-reconstructing-the-critique-of-business.
Wie zich ‘ethicus’ noemt, blijft mens.
Schandalen
Volgens Meijer zijn critici van de bedrijfsethiek geregeld onduidelijk over wie of wat precies het onderwerp van hun kritiek is. Het proefschrift begint dan ook met wat de bedrijfsethiek is en geeft een overzicht van de historie van dit veld van toegepaste ethiek. Bedrijfsethiek is zowel een academische discipline als een managementpraktijk. De academische lijn ervan is gebouwd op theologische en maatschappijkritische fundamenten. Mede in reactie op schandalen in het bedrijfsleven zijn veel bedrijfsethici uit de universitaire toren gestapt en gaan werken als consultant of trainer. De academische ethiek werd vervolgens vooral kwantitatief beschrijvend, vaak minder kritisch dan meedenkend. Bedrijfsethiek als managementpraktijk bleek een cash cow, met adviseurscontracten, integriteitsonderzoeken en ethiektrainingen. Hoewel de motivatie van de vroege bedrijfsethici vooral moreel was, vind ik het boeiend dat de huidige bedrijfsethiek zelf schandalen kent rond integriteitsonderzoeken, fraude met verplichte ethiekmodules en juridificering die los staat van het ethische doel ervan. Waar veel geld rondgaat, dreigt altijd het gevaar van selling out en wie zich ‘ethicus’ noemt, blijft mens.
Vijf problemen
Kim Meijer beschrijft in haar proefschrift vijf problemen die filosofen kunnen hebben met de moderne bedrijfsethiek, te weten:
1. Het filosofisch probleem van bedrijfsethiek - Volgens critici zijn bedrijfsethici losgekomen van de filosofische ethiek en hebben zij deze moedwillig ontdaan van alle complexiteit. Zo zou de juiste handeling bepaald kunnen worden door middel van een deontologisch of teleologisch stappenplan. Dit leidt tot oppervlakkige goedpraterij, zonder filosofische verdieping of weging.
2. Het toepassingsprobleem van de bedrijfsethiek - Bedrijfsethische toepassingen in de vorm van richtlijnen, zoals ethische codes, zijn gestolde ethische overwegingen. Critici zien deze regels meer als een poging tot beheersing dan als een manier om het ethische bewustzijn van medewerkers te vergroten. Deze simplificatie van goed handelen tot het gehoorzaam volgen van een lijstje van voorgeschreven handelingen beschouwen zij daarom als het omgekeerde van bedrijfsethiek. Volgens hen ondergraaft dit zelfs phronèsis.
3. Het oxymoron probleem van de bedrijfsethiek - ‘Bedrijf’ en ‘ethiek’ zouden elkaar uitsluiten. Eigenbelang en winstmaximalisatie is onverenigbaar met ethische waarden.
4. Het oprechtheidsprobleem van de bedrijfsethiek - Bedrijfsethische inspanningen lijken niet het gewenste resultaat gehad te hebben. Medewerkers discrimineren nog steeds, organiseren slavernij of uitbuiting, gebruiken gemeenschapsgeld voor individuele verrijking of vernietigen natuur. Bestuurders geven nog steeds aan dat ze het niet konden voorzien, er geen actieve herinnering aan hebben of er niet op afgerekend mogen worden omdat het niet in hun taakomschrijving staat. De bedrijfsethiek huilt mee met de wolven in het bos door onvoldoende kritiek te leveren op de fundamentele immoraliteit van kapitalisme, productieproces en hiërarchische organisatie. Ethische programma’s zijn ethics washing: een apologie of verdediging van business as usual.
5. Het hubrisprobleem van de bedrijfsethiek - Bedrijfsethiek wordt geregeld onderwezen als een apart vak. Er is business en er is ethiek. Terwijl dit aan de ene kant het oxymoron van bedrijfsethiek bevestigt, suggereert dit aan de andere kant dat de ethicus iets weet of kan dat een bestuurder niet beheerst. De ethicus plaatst zich boven de winstgedreven leider. Door gebruik te maken van obscure filosofische termen tonen ethici hun superieur intellect. Zij pretenderen de moraalridders te zijn die de wereld redden van onethische anderen.
Ethiek is de ervaring van het ethisch appel in de ontmoeting met het gezicht van de ander.
Levinas en de bedrijfsethiek
Na het categoriseren van de kritiek in vijf problemen, stelt Meijer dat deze problemen wellicht niet specifiek voor de bedrijfsethiek gelden, maar voor de ethiek in het algemeen. Zij maakt een vergelijkende analyse met de kritiek die op de bio-ethiek wordt gegeven. De meeste van de eerder genoemde problemen worden inderdaad ook aan dit veld verweten. In de verdieping die hierop volgt, signaleert zij twee meer fundamentele problemen, namelijk het vertaalprobleem en het probleem van morele oordeelsvorming. Dit licht zij verder toe met een studie van ethiek en ‘trauma’ in het werk van Emmanuel Levinas, en van ethiek en ‘ambiguïteit’ in het werk van Simone de Beauvoir. Deze fundamentele problemen tonen zich in iedere poging om ethiek toe te passen en dus waarschijnlijk in ieder veld van toegepaste ethiek. Ik verwacht dat ze zelfs relevant zijn voor iedere toegepast filosoof die de vertaalslag maakt van een fundamenteel, universeel geldig rationeel niveau naar een concrete toepassing.
Voor een heldere uiteenzetting van de twee fundamentele problemen, verwijs ik graag naar het proefschrift. Hier schets ik slechts kort waarom specifiek Levinas en De Beauvoir relevant zijn voor een begrip van de praktijk van (bedrijfs)ethiek. Als ik het goed lees, betoogt Levinas dat ethiek niet over argumenten en logica gaat. Ethiek is een oeroud, fundamenteel ervaren dat niet kan worden uitgedrukt in taal. Ethiek is de ervaring van het ethisch appel in de ontmoeting met het gezicht van de ander. Dit raakt ons in ons zelfbeeld, in ons idee over wat goed handelen is. De ervaring dat een ander door deze veronderstelde kennis heen kan breken, maakt ons kwetsbaar. Onze verantwoordelijkheid voor de ander, zonder dat het mogelijk is om dit te bepalen, te delen of te verwoorden, is traumatisch.
Mijn begrip van Levinas is minimaal, maar ik denk te herkennen dat het voor professionals traumatisch kan zijn om zich kwetsbaar te voelen of om te ervaren dat zij verantwoordelijkheid hebben vanuit een fundamentele verbondenheid met de ander. Een concept als ‘stewardship’ klinkt bijvoorbeeld goed, maar werkelijk dienend handelen vraagt dat we onze vertrouwde normen steeds weer loslaten en open afstemmen op de ander. Het vertaalprobleem begrijp ik als het probleem dat we de oeroude ervaring van ethiek (in de ontmoeting met de ander) niet kunnen uitdrukken in taal, laat staan in een standaard handelingskader. Maar dit is niet uitsluitend een probleem van de bedrijfsethiek. Misschien geeft de bedrijfsethiek inderdaad weinig aandacht aan het trauma van kwetsbaarheid en verantwoordelijkheid, maar zij is niet schuldig aan de creatie ervan.
De Beauvoir en de bedrijfsethiek
Het tweede onderliggende probleem is dat van de morele oordeelsvorming. Pogingen om bedrijfsethiek te vangen in ethische codes en andere generieke teksten worden terecht bekritiseerd. Ze geven algemene richtlijnen, maar zijn niet volledig toepasbaar in de complexe en specifieke werkelijkheid van moreel oordelen. Ik merk dat een ethische code gezien kan worden als de gestolde verwachting van het hogere management. Wanneer dit als dwingend wordt ervaren, kunnen deze richtlijnen zelfs praktische wijsheid belemmeren. Meijer introduceert hierbij De Beauvoir, die ruim voor het afsplitsen van de bedrijfsethiek schrijft dat ‘ambiguïteit’ een onvervreemdbaar onderdeel is van ons menselijk bestaan. We ervaren ambiguïteit als een constante, onoverbrugbare spanning tussen tegelijkertijd afhankelijk en onafhankelijk zijn, tussen belangrijk en onbelangrijk zijn, tussen zowel individu als een deel van een collectief zijn. Op basis daarvan beargumenteert De Beauvoir dat een universele ethiek onmogelijk is. Wij moeten individueel steeds opnieuw onze waarden bepalen en ethische beslissingen nemen. Bedrijfsethiek kan dus wel denkmethodes leveren, maar geen richtlijnen, codes of beslisbomen.
Bedrijfsethiek kan slechts een beperkte invloed hebben op bedrijven die gericht zijn op doelen als geld, winst en status.
Activisten
Zwarte schapen zijn nuttige en vriendelijke dieren. Bovendien is bedrijfsethiek niet het enige donkere schaap. Iedere toegepaste vorm van ethiek (en filosofie) zal problemen ervaren zoals hierboven beschreven. Moraal is gesitueerd, net als de mensen die er zich mee bezighouden. Een bedrijfsomgeving met onder andere hiërarchie, afhankelijkheid, sociale beïnvloeding, betrokkenheid en professionaliteit, heeft grote invloed op motivaties, implementaties en argumentaties van hen die ethisch zouden kunnen handelen. De bedrijfsethiek kan daarnaast slechts een beperkte invloed hebben op bedrijven die gericht zijn op doelen als geld, winst en status.
Ik vraag mij af of de bedrijfsethiek na een maatschappijkritisch begin mogelijk te veel in handen is gekomen van ondernemers. Misschien is het nu tijd om het accent te verleggen van adviseurs en trainers naar activisten.
Reflectieve professionals
Toegepaste ethiek zal in ieder geval een manier moeten vinden om om te gaan met het onderliggende vertaalprobleem van het appel van de ander en met de inherente ambiguïteit. Naar mijn mening vraagt bedrijfsethiek om enige afstand tot de directe bedrijfsomgeving, zodat bedrijfsethici zich niet voor pragmatische karretjes laten spannen of te veel water bij de ethische wijn doen. De kwaliteit van de bedrijfsethiek toont zich in de kwaliteit van de bedrijfsethici, in hoeverre zij in staat zijn kritisch te blijven, de ander te dienen en de ambiguïteit van menselijkheid onder ogen te zien. Dit vraagt om filosofisch opgeleide en reflectieve professionals die hun kwetsbaarheid als kracht aanvaarden.
Marion Smit
Marion Smit studeert sinds 2021 bij de HTF. Ze is vooral geïnteresseerd in filosofische werkvormen, organisatiefilosofie en praktische ethiek. In Tilburg leidt ze een filosofische gespreksgroep als stage. Daarnaast werkt ze bij de HvA als onderzoeker naar onafhankelijk intern toezicht. Haar huis is goed geïsoleerd met stapels gelezen en te lezen boeken, maar het liefst leest ze haar eigen boeken. Helaas moet ze die nog schrijven. Ter compensatie redigeert ze andermans schrijfwerk.